IJsafzetting levensgevaarlijk
Uit ervaring die de KNRM heeft met kou en harde wind is gebleken dat bij het varen tijdens strenge vorst en harde wind extra maatregelen op de reddingboten nodig zijn. Onder deze niet alledaagse omstandigheden ontstaat (zware) ijsafzetting op de boten. Zowel het dek als het stuurhuis van de reddingboot kunnen spekglad worden van het opspattende (zee)water dat direct vastvriest.
Wat in tijden zonder vorst de normaalste zaak en automatische handelingen zijn, wordt in deze tijd bemoeilijkt door de ijsaanslag. Ruitenwissers die niet meer goed werken, een nauwelijks ronddraaiende radar, dichtvriezende ramen, een tal van uitdagingen. Door de ijsafzetting aan boord wordt de reddingboot trager en minder stabiel. Maar dit blijft binnen de veiligheidsmarges zoals is vastgesteld in de berekeningen van scheepsontwerper De Vries Lentsch.
De vrijwillige redders moeten daarnaast rekening houden dat de motoren kunnen gaan smoren vanwege dichtvriezende luchtinlaten. De motor heeft naast brandstof lucht nodig om te kunnen verbranden. Wanneer de luchttoevoer dichtgevroren is, loopt het toerental terug en in het ergste geval trekt de motor de machinekamer vacuüm. De bemanning moet hier scherp op zijn en regelmatig het warme stuurhuis verlaten om de luchtinlaten open te bikken. Dit geldt overigens ook voor dichtgevroren luiken en de waterloosgaten aan dek.
De ijsafzetting kan zo zwaar worden, dat de marifoonantenne kan afbreken waardoor de ingebouwde marifoon onbruikbaar wordt. Een marifoon is essentieel voor de communicatie met het hulpbehoevende schip en de Kustwacht. De reddingboten zijn ook om die reden voorzien van een handmarifoon aan boord. De handmarifoon heeft weliswaar niet het bereik van een vaste marifoonopstelling, maar kan wel zorgen voor verbinding met walstations.
De grotere reddingboten zijn daarnaast uitgerust met een zogenaamde ‘ijspijp’. Deze pijp wordt langs de spiegel van de reddingboot in het water gestoken, om water van 1.20 meter diepte aan te zuigen voor de koeling van de motoren wanneer het oppervlaktewater vol ijs ligt. De waterdiepte moet dat toelaten en de reddingboot kan daarmee niet op volle kracht varen.