Terug
Eind juli 1945 werd de Zeemanshoop door een Nederlandse mijnenveger naar IJmuiden gesleept en hier zagen wij onze goede boot terug, zij het dan ook met duidelijke littekens van de zware jaren, die zij achter de rug had. De Marine wilde haar nog enige tijd als communicatievaartuig voor de mijnenvegers gebruiken, die de mijnenvelden bij Terschelling opruimden, maar de motor had het tenslotte afgelegd. Technici van de Marine, die dagen lang zwoegden om de motor te repareren, herdoopten de boot in 'Zeemanswanhoop'. Begrijpelijk, doch wel wat onbillijk. Tenslotte werd zij naar de z.g. 'millioenenhoek' van de Rijkswerf te Willemsoord gesleept, zo genoemd omdat daar aftandse oorlogsschepen werden opgelegd, slechts geschikt voor de sloop. Toen ik de boot daar vond, stond er met krijt op de motorkap geschreven: 'wat een rotboot'! Maar de Marine kwam royaal voor de dag: de Rijkswerf kreeg opdracht, de Zeemanshoop geheel in oude staat te herstellen alvorens zij aan de N.Z.H.R.M. werd teruggegeven.
In de eerste, na de oorlog verschenen aflevering van 'De Reddingboot', no. 59, december 1945, waarin het relaas is opgenomen van de grote prestaties van onze reddingboten en reddingbootbemanningen in oorlogstijd** schreven wij ons aanbevolen te houden voor nadere bijzonderheden over de merkwaardige reddingtocht van de Zeemanshoop op 14 en 15 mei 1940. Voor vele passagiers heeft deze tocht immers zeker hun redding betekend.
L.M. Meyers, een dergenen, die de Zeemanshoop in de avond van 14 mei had gekaapt, reageerde op ons verzoek. Hij fietste die avond langs de binnenhaven van Scheveningen in de hoop een schip te vinden voor de oversteek naar Engeland en kwam toen in contact met de studenten Hack, Bongaerts en Dahmen, die het oog hadden laten vallen op de Zeemanshoop. De moeilijkheid was de motor aan de gang te krijgen. Hack studeerde aan de Technische Hogeschool te Delft en had enige ervaring opgedaan tijdens een reis naar lndië als leerling-machinist. Zonder de hulp van een monteur, die echter
in Nederland wenste te blijven en dus bij de buitenhaven werd afgezet, zou het evenwel niet gelukt zijn. Er werd overal in de haven met vissers onderhandeld en er werden hoge prijzen voor de overtocht geboden, maar de resultaten waren ontmoedigend. Toen men zag, dat de Zeemanshoop zeeklaar werd gemaakt, sprongen vele vluchtelingen aan boord. Een reeds aan boord zijnde sergeant loste een schot in de lucht over de hoofden van de mensen op de kade, om kans te krijgen de trossen los te gooien. Men week terug van de kademuur en de Zeemanshoop voer weg met in totaal 46 opvarenden, waaronder 15 vrouwen en 2 kinderen. Veel te veel voor de kleine boot, maar het was gelukkig rustig weer. De koers werd bepaald op noordwest om zo spoedig mogelijk een eind uit de kust te komen.
Na een uur deden zich moeilijkheden voor met de motor; de achterste cilinder liep warm. De motor werd op langzaam gezet met het gevolg dat de diepgeladen reddingboot nauwelijks voortgang maakte, wat de spanning onder de passagiers deed toenemen. De vier 'kapers' besloten door te varen met één cilinder op halve kracht; de andere werd buiten werking gesteld. Meyers had op een N.J.V.-kamp leren sturen en hield het stuurwiel in handen. Koers houden bleek moeilijk te zijn. Bovendien moest de kompasverlichting gedoofd blijven vanwege het gevaar door een vliegtuig te worden ontdekt. Zo nu en dan werd even een lucifer aangestoken en een ster uitgezocht in de richting van de koers.
Hack, die het commando op zich had genomen, deelde te 11 uur n.m. mee, dat de voorraad brandstofolie vrijwel nihil was. De hoop om Engeland te bereiken vervloog. Gelukkig bleek hij zich te hebben vergist. Een wachtregeling werd gemaakt, en om de passagiers enigszins bezig te houden kregen zij opdracht goed uit te kijken naar drijvende mijnen. Het weer bleef rustig, de zee kalm. Bij een ruwe zee zouden er zeker mensen over boord zijn geslagen, want de Zeemanshoop bood benedendeks onvoldoende ruimte voor alle opvarenden.
Met dag worden werden de passagiers beter verdeeld over de boot, die nogal diep in de kop lag. Ook kon men nu de inventaris onderzoeken en kwamen oliekleding en noodrantsoenen voor de dag; er was echter onvoldoende drinkwater aan boord. Tegen acht uur werd de warmgelopen cilinder weer in het werk gesteld en de koers bepaald op west-zuid-west. Deze koers was echter een kwestie van raden: een herinnering aan de aardrijkskundelessen op school!
Te 3 uur n.m. werd de koers gewijzigd in zuidwest, vervolgens in zuid... De passagiers liepen ijverig wacht; een paar lege kistjes werden netjes gerapporteerd. Nu maakte men de passagierslijst op, de namen schreef men op de in het kastje van de seinmiddelen gevonden Nederlandse zeekaart. Een van de passagiers was de Wener dr. Otto Neurath, uitvinder van de beeldstatistiek.
Te kwart over vier 's middags werd aan bakboord rook gezien en hierop aangestuurd. Het bleken een aantal raderboten te zijn, die onder bescherming van een torpedobootjager aan het mijnenvegen waren. De Nederlandse vlag ging in top met een blauwe vlag in sjouw er onder. De motor werd gestopt en de torpedobootjager H.M.S. Venomous zette een sloep uit. Op hetzelfde moment naderde de kleine Nederlandse sleepboot Atjeh. De Atjeh was in de late avond van 14 mei uit IJmuiden vertrokken met 70 opvarenden, hoofdzakelijk Britse en Nederlandse marineofficieren. Ook de commandant van de Britse 'demolition party', die de J. Pzn. Coen tussen de pieren van IJmuiden tot zinken had gebracht, was aan boord.
Naar Dover
De passagiers van de Zeemanshoop gingen over op de Venomous en de reddingboot kreeg opdracht naar Dover te varen. De vier 'kapers' hadden er geen flauw idee van waar zij zich bevonden en zij konden dus onmogelijk aan deze opdracht voldoen. Ook zij zijn toen maar aan boord van de Venomous gestapt en de Zeemanshoop voer met Brits marinepersoneel naar Dover.
Hack, Bongaerts, Meyers en Dahmen boden in Engeland hun diensten aan en namen een werkzaam aandeel in de strijd tegen Duitsland, de eerste drie als officier-vlieger, de laatste als marineofficier. Na de oorlog ontving de Redding-Maatschappij nog enkele gewaardeerde reacties van passagiers, die dankzij de Zeemanshoop in Engeland waren gearriveerd. Een hiervan zond een belangrijke gift met de mededeling, dat hij op deze wijze zijn passagekosten wilde voldoen.
Eerst korte tijd geleden vernamen wij, dat op 15 mei 1940 twee Duitse onderzeeboten door hun periscoop op vrij korte afstand het overstappen van de passagiers op de Venomous hadden gevolgd. Omdat hun torpedo's reeds waren verschoten, konden zij geen actie nemen. Bij het bestuderen van journalen van Duitse onderzeeboten is dit merkwaardige feit aan het licht gekomen.
Of zij, indien zij wel torpedo's hadden gehad, actie hadden genomen is overigens een vraag, gezien de geringe waterdiepte en de dieptebommen die de jager zeker zou hebben afgeworpen.