Historie van KNRM reddingstation Scheveningen
Bij de oprichting van de Redding Maatschappij in 1824 had Scheveningen al de beschikking over goede reddingmiddelen. De voorzieningen waren zelfs zo goed, dat de Redding Maatschappij in Scheveningen startte met het reeds bestaande materieel. Door de jaren heen groeide Scheveningen uit tot een groot station, voorzien van een all-weather havenreddingboot en een lijnwerp- en wippertoestel, samen goed voor enkele tientallen acties per jaar. De Scheveningse bemanning bestaat hoofdzakelijk uit vrijwilligers.
Over de eerste vijftig jaar dat het reddingstation Scheveningen actief was, is nagenoeg niets bekend. Het station kwam pas in de bekendheid na de ramp met het lek geslagen barkschip Ango dat op 21 november 1888 tijdens een zware noordwester storm strandde tegenover het Kurhaus, op 400 meter uit de kust. Van de elf in het tuig gevluchte mannen vonden er negen hun graf in de golven. Kort na de stranding is tot twee maal toe geprobeerd de roeireddingboot van Scheveningen in zee te krijgen. De roeiers deden hun uiterste best, maar zagen geen kans om bij het schip te komen. Ook de wipperploeg slaagde er niet in een verbinding tot stand te brengen. De kritiek was hevig. En het was de toenmalige voorzitter van de NZHRM, Jhr. Mr. J.W.H. Rutgers van Rozenburg die het voor de bemanning opnam. De bemanningen lieten de discussies voor wat ze waren en verrichtten intussen gewoon’ hun reddingen. Op 10 februari 1889 redde de roeireddingboot van Scheveningen 21 opvarenden van de Engelse driemaster Benavon. De bemanning werd voor deze redding door de Engelse regering onderscheiden en snoerde tegelijkertijd de monden van de critici.
Toen de vissersplaats in 1905 de voor Scheveningen zo belangrijke vissershaven kreeg, groeiden ook de mogelijkheden van het reddingstation. Het kreeg in 1908 de beschikking over een motorreddingboot, de Jhr. Mr. J.W.H. Rutgers van Rozenburg. Het was een primitief vaartuig, waar in het begin veel aan gesleuteld werd. In 1925 werd ze vervangen door de Zeemanshoop. Deze was niet veel groter, maar wel veel betrouwbaarder. De Scheveningse bevolking was vol trots toen deze boot in 1938 voor het oog van honderden toeschouwers een spectaculaire verrichtte voor de logger SCH102. In een zware storm haalde de Zeemanshoop, met schipper Martinus Johannes Bruin aan het roer, negen opvarenden van het vissersvaartuig.
Twee jaar later, op 14 mei 1940, werd de Zeemanshoop gekaapt door vier studenten, die de boot gebruikten om 42 voornamelijk Joodse vluchtelingen naar Engeland te brengen. Gedurende de oorlogsjaren deed ze dienst als communicatievaartuig van de Engelse marine. De reddingboot Arthur nam in 1940 de plaats van de Zeemanshoop in. De boot voldeed, maar er bleef vraag naar een reddingboot die ook bij het allerzwaarste weer in staat zou zijn om de haven uit te komen. Die wens ging in vervulling toen in 1961 de reddingboot Brandaris werd gestationeerd. Die boot volgde de Dorus Rijkers op, die sinds 1955 in Scheveningen had gelegen.
De reddingboot Arthur opereerde tot 1958 als reserveboot naast de genoemde boten en maakte in die hoedanigheid nog heel wat acties mee. In 1965 kreeg het reddingstation de beschikking over de reddingboot Bernard van Leer, die tot het jaar 1997 dienst zou doen en waarvan motordrijver Jaap Pronk ooit zei: “In al die jaren op Scheveningen heeft dit schip nooit iemand verspeeld en is het altijd heelhuids teruggekomen”. De Bernard van Leer redde, met schipper S.C. den Heijer aan het roer, op 2/3 april 1973 de voltallige bemanning van het radiozendschip Veronica, dat tijdens een vliegende orkaan op de kust van Scheveningen strandde. De bemanning werd voor deze redding onderscheiden.
De snelle reddingboot Jan van Engelenburg verving in 2000 de Javazee, waarmee ook voor het reddingstation Scheveningen het tijdperk van de snelle reddingboten aanbrak.