Historie reddingstation van KNRM reddingstation Ameland-Ballum

Het reddingwezen op Ameland wordt vaak geassocieerd met de paardenreddingboot. Dat het fenomeen paardenreddingboot op Ameland meer inhoudt dan een toeristische attractie, bewijst de historie van het reddingstation. Met name in de tijd van de roeireddingboten verrichtten de Amelanders veel tot de verbeelding sprekende reddingen. Het Reddingbootmuseum Abraham Fock op het eiland herinnert aan deze gloriejaren. Het reddingstation ontwikkelde zich in de laatste decennia tot een professionele hypermoderne organisatie, die nog altijd wordt gedragen door de Amelander vrijwilligers. De aanzet tot een georganiseerd reddingwezen langs de Nederlandse kust werd gegeven toen op 14 oktober 1824 het fregat De Vreede verging voor de kust van Huisduinen. Voor iedereen die ook maar een beetje betrokken is bij het reddingwezen, is dat een bekend verhaal. Veel minder bekend is dat in diezelfde nacht het Deense galjasschip Louise Augusta strandde. Dit gebeurde iets ten noorden van Ballum. Twee Amelanders waagden een reddingpoging, zittend op een paard trotseerden zij de branding en brachten de schipbreukelingen een voor een naar het strand. Daarmee was de trend gezet voor een lange rij heldhaftige reddingsacties, al moet gezegd worden dat in de eerste jaren van het reddingwezen op Ameland het jutten nog altijd prioriteit had boven het redden.

Groenlandse roeireddingboot

Vrijwel direct na de oprichting van de Redding Maatschappij op 11 november 1824 kreeg Ameland de beschikking over een open, onzinkbare Groenlandse sloep. Deze werd in een loods in Nes gestald (tegenwoordig de taxicentrale van Ameland Taxi). Deze reddingboot verrichtte op 6 februari 1825 haar eerste succesvolle redding. Zeven bemanningsleden van de Britse brik Ann of Sunderland werden door de redders aan land gezet. Snel werd duidelijk dat bij iedere storm waarbij Ameland lager wal was, diverse schepen in problemen kwamen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het bestuur van de Redding Maatschappij in 1826 koos voor een tweede reddingboot op Ameland. Deze tweede kleinere boot werd in Hollum gestationeerd. Helaas bleek de boot beperkt inzetbaar en werd in 1843 vervangen door hetzelfde type boot als in Nes. Op 20 augustus 1844 wist de reddingboot van Nes een opvarende te redden van het schip Diane. Tijdens de tocht verdronken twee redders; de eersten op Ameland die het slachtoffer werden van hun edelmoedige pogingen om het leven van schipbreukelingen te redden. Op 25 augustus 1861 waagden de Hollumer redders een poging om de opvarenden van het Noorse schip Dieppe Packet te redden. Onderweg naar het schip raakte de reddingboot dwarszees en kapseisde. Vijf redders, waaronder de schipper, verdronken. Twee jaar later verdronk een van de roeiredders van Nes tijdens de succesvolle redding van tien Noorse zeelui. Het is het tragische bewijs dat de medailles die veelvuldig aan de redders werden uitgereikt, ook hun keerzijden hadden. De goede kant van de medaille is onder andere terug te vinden in de nacht van 14 op 15 november 1861. De redingboot van Hollum moest in een zware storm naar de op het Bornrif verdaagde haringbuis d' Vreede. Bij de eerste tocht konden negen man worden gered. De overige vier (een was inmiddels verdronken) moesten uit het wand worden bevrijd. Roeier Kanger sprong hiervoor over op de haringbuis. Drie schipbreukelingen zette hij over in de reddingboot, met de vierde man sloeg hij overboord. Al zwemmende wist hij ook die te redden. Kanger kreeg voor deze heldendaad de bronzen medaille, de overige redders ontvingen een getuigschrift. Toen de motorreddingboten hun intrede deden werd het rustiger voor de Amelander redders. Roeiers waren immers beperkt, al doen sommige reddingstochten anders vermoeden: op 12 april 1889 werd de roeireddingboot van Hollum op 05.30 gelanceerd en pas om 23.30 keerde zij terug, met aan boord dertien geredden van een Belgisch vissersvaartuig.....
Het roeitijdperk, waarin de schippers G.I. Toren (40 dienstjaren) en J.F. Visser (37 dienstjaren) de bekendste namen werden, duurde in Hollum tot 1937, in Nes tot 1946.

Dankzij donateurs

Wist u dat de KNRM volledig afhankelijk is van donaties?

Sinds 1824 wordt het werk van KNRM mogelijk gemaakt door trouwe en betrokken donateurs, die met donaties, giften, testamenten of legaten de KNRM steunen.

Meer informatie Word donateur

Motorstrandreddingboot

In 1937 kreeg het eiland de beschiking over een motorstrand reddingboot de Abraham Fock. Deze reddingboot maakte met name in de oorlogsjaren diverse gevaarlijke tochten.
Het reddingstation haalde in 1979 het landelijke nieuws, toen tijdens een lancering van de motorstrandreddingboot acht paarden verdronken. Voor even leefde heel Nederland mee met de mensen en de dieren die van tijd tot tijd hun levens op het spel zetten om dat van anderen te redden.

De ramp op 14 augustus 1979

Op dinsdag 14 augustus 1979 werd de reddingbootbemanning van Hollum gealarmeerd in verband met een in nood verkerend zeiljacht op de Kofmansbult, de “Windspiel 4”. Toen de fluit van de walbaas had geklonken, trokken de acht paarden de wagen met de boot in zee. Omdat de paarden te snel gingen, werd er te ver doorgereden en bleven de paarden voor een voor de voerlui onzichtbare diepe geul staan. De reddingboot kwam echter vrij, zonder dat men de lanceertouwen hoefde te gebruiken. Schipper Gooi Visser gaf vol gas naar het gestrande jacht om te voorkomen dat de boot door de aankomende zee dwars op de wagen zou worden teruggezet. Op dat moment werden de sliphaken, waarmee de paarden aan de trekhaken waren vastgezet, bediend; daardoor zwenkte de paarden naar buiten, terug in de richting van het strand. Doordat de sliphaak weigerde los te schieten, begon de wagen in de diepte te glijden. De acht paarden die dus nog aan de trekbomen vastzaten werden meegesleurd de diepte in en verdronken. De reddingbootbemanning, die dit droevige voorval niet had opgemerkt, voer door naar het in nood verkerende jacht en sleepte het naar de Ballumerbocht. Verbijsterend en verslagen waren de vele toeschouwers op het strand getuige van deze ramp. Wat een schouwspel had kunnen zijn, liep uit op een drama.
Grote verslagenheid heerste er op Ameland over de dood van de acht paarden. Sinds 1824 was er nog nooit iets verkeerd gegaan met de paarden. De stoffelijke overschotten werden begraven in het duin. Nu rest er alleen een mooi grafsteen die ons eraan herinnert hoe zij aan hun einde zijn gekomen. Na de ramp werd er veel gediscussieerd of er nieuwe paarden opgeleid moesten worden om de reddingboot in zee te trekken. Vele mensen waren zeer verheugd toen bekend werd gemaakt dat er weer paarden gebruikt zouden worden. Na tien maanden oefenen met de nieuwe paarden was het station van Hollum weer operationeel. Maar er werd steeds minder vaak een beroep gedaan op de motorstrandreddingboot “Adriaan de Bruine”en steeds vaker op de motorredding vlet “Cornelius Zwaan”. Zowel de rubberboot als de in het water liggende vlet, waren veel sneller en efficiënter. Dit betekende het einde van de traditionele paardentractie. Uiteindelijk besloot het gemeentebestuur de traditionele paardentractie als toeristische attractie te behouden.

Mis de boot niet!
Schrijf je nu in voor de KNRM nieuwsbrief

Maandelijks houden we je op de hoogte van alle nieuwtjes, evenementen en bijzondere acties van de KNRM en onze reddingstations. Je kunt je op ieder moment weer afmelden. 

© 2022 Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij